Understanding the Basics
Daily situations are the best way to build real Dutch.
Below you will find simple, natural examples taken from themes such as home, family, work, emotions, and social life.
Each section explains the grammar or vocabulary in English and gives Dutch examples you can use immediately.
1. Talking About Home (Thuis)
Key Idea
Use ik woon… (I live…) + location or people you live with.
Useful Structures
- Ik woon met… = I live with…
- In mijn vrije tijd… = In my free time…
- Thuis voel ik me… = At home I feel…
Dutch Examples
- Ik woon met collega’s.
- In mijn vrije tijd lees ik graag.
- Ik heb geen huisdieren.
- Thuis voel ik me rustig en veilig.
2. Family and Feelings
Key Idea
Dutch often uses vind ik leuk / vind ik niet leuk to express likes or dislikes.
Useful Structures
- Ik vind het leuk om… = I like to…
- Ik ga niet graag naar… = I don’t like going to…
- Ik ben blij als… = I’m happy when…
Dutch Examples
- Een familiefeest is leuk, maar ik ga niet graag.
- Ik ben blij als ik mijn familie zie.
- Als ik niet wil gaan, zeg ik dat gewoon duidelijk.
3. Useful Questions at Work
Key Idea
Questions often begin with kan/kunt, waar, wanneer, wil je…?
Dutch Examples
- Kun je me helpen met deze taak?
- Wanneer moet dit klaar zijn?
- Waar kan ik dit document vinden?
- Wil je even naar dit probleem kijken?
- Heb je tijd om iets te bespreken?
4. Describing Emotions
Key Vocabulary
- boos = angry
- blij = happy
- bang = afraid
- verdrietig = sad
- verrast = surprised
- moe = tired
- zenuwachtig = nervous
- rustig = calm
Dutch Examples
- Hij kijkt boos.
- Zij ziet er blij uit.
- Hij is verdrietig vandaag.
- Zij is een beetje zenuwachtig.
5. Expressing Doubt (Twijfel)
Key Idea
Use phrases like ik twijfel, ik weet het niet zeker, misschien, aan de ene kant… aan de andere kant…
Dutch Examples
- Ik twijfel soms tussen mijn hoofd en mijn hart.
- Ik weet niet zeker wat ik moet kiezen.
- Aan de ene kant wil ik het, aan de andere kant ben ik bang voor een fout.
6. Neighbours and Small Talk
Key Idea
Dutch small talk is simple: greetings + short comments about weather, work, or the day.
Useful Phrases
- Goedemorgen! = Good morning!
- Alles goed? = Everything okay?
- Fijne dag! = Have a nice day!
Dutch Examples
- Ik heb goed contact met mijn buren.
- We praten soms over het weer.
- Mijn buren hebben een hond en een kat.
- Soms blaft de hond, maar dat is geen probleem.
7. Friendship (Vriendschap)
Key Idea
Describe what you do together using we…, wij…, and verbs in present tense.
Dutch Examples
- Ik heb een paar goede vrienden.
- Vriendschap is belangrijk voor mij.
- Ik ga soms op bezoek bij mijn vrienden.
- We drinken koffie, praten en kijken films.
- In het weekend gaan we soms uit.
8. Standing Up for Yourself
Key Idea
Use clear, respectful sentences: ik wil graag…, ik heb nodig…, ik denk dat…, ik ben het niet eens met…
Dutch Examples
- Ik probeer rustig voor mezelf op te komen.
- Ik zeg eerlijk wat ik denk.
- Soms zeg ik gewoon nee.
9. Emotions at Work: Five Styles
Key Idea
The same situation changes depending on tone.
Dutch Examples for Each Style
- Bang: De werknemer is bang om met de baas te praten.
- Bedroefd: Hij is verdrietig omdat hij geen vrije dag krijgt.
- Boos: Hij schreeuwt omdat hij het oneerlijk vindt.
- Blij: Hij is blij omdat de baas toch akkoord gaat.
- Zakelijk: Ze praten rustig en professioneel; de baas regelt het.
10. Being “Different” (Anders)
Key Idea
Dutch expresses identity with ik ben…, ik denk dat…, ik doe graag…
Dutch Examples
- Ik denk dat iedereen een beetje anders is.
- Ik hou van rustige momenten en lange wandelingen.
- Ik doe graag dingen die anderen niet doen, zoals alleen wandelen of schrijven.
Final Tip
Read the Dutch sentences aloud.
Then cover them and try to produce your own version.
Switch often between the English explanation and the Dutch example—your brain will start connecting both.
My Diary - Leonardo Cardillo 